Overlevingskans Maar broeden op hoogte brengt ook risico's met zich mee. Direct nadat de jongen uit het ei zijn gekomen, gaan ze op pad. De ouders zoeken voedsel en voeren de jongen, totdat ze het kunstje hebben afgekeken en zelf eten kunnen vinden. Maar met een nest op het dak is het een stuk lastiger om de ouders te volgen. Als ze naar beneden vliegen, moeten de jongen de sprong wagen. Hoe hoger het dak, hoe groter de kans dat ze niet heelhuids de grond bereiken. Ook het soort ondergrond waarop ze vallen maakt uit voor de overlevingskans. Heeft het dak een opstaande rand, dan blijven de jongen gedwongen boven terwijl de ouders voedsel halen. Maar dan ligt uitdroging op de loer, want zonder beschutting of water om in af te koelen kan de temperatuur op zo'n plat dak gedurende de zomer flink oplopen. Het enige vocht dat ze dan kunnen binnenkrijgen is via het voedsel dat de ouders meebrengen. Soms denkt een kuiken een schuilplek gevonden te hebben, maar dan blijkt het om een regenpijp te gaan waar het jong in verdwijnt.
En ook op de grond moeten ze opletten. Anders lopen ze het gevaar overreden te worden door langsrazend verkeer of slachtoffer te worden van katten. Help de scholeksters Je kunt de scholeksters in de stad op verschillende manieren helpen. De broedende ouders zijn erg gevoelig voor verstoring. Zorg er dus voor dat je geen dakwerkzaamheden uitvoert tijdens het broedseizoen. Het dak kun je voor scholeksters inrichten door te zorgen voor beschutting, en door regenpijpen af te dekken met een kraaienkap of een stuk gaas. Zo voorkom je dat de jongen uitdrogen of in het riool verdwijnen. Deze tips en meer komen van de nieuwe website. Dat is vooral ook de plek waar je de nesten bij jou in de buurt kunt melden. Hoe hoog is de broedplek en om wat voor soort dak gaat het? Is er genoeg schaduw? Zijn de ouders geringd? Het is erg nuttig om dit soort waarnemingen te ontvangen, liefst om de paar dagen. Want specifiek en gericht onderzoek naar scholeksters die broeden op daken is nog nooit eerder op landelijke schaal gedaan.
Broedt ook op grinddaken en op paaltjes. Broedt van half april tot eind juni. Eén broedsel per jaar, 3-4 eieren. Broedduur 24-27 dagen, jongen zijn nestvlieders, vliegvlug na 32-35 dagen. Jongen worden lang gevoerd door ouders. Broedgebied De kuikens blijven na uitkomst nog 1-3 dagen in het nest. Ze worden in de kuikentijd en zelfs daarna gevoerd door de ouders, met wormen en insecten(larven). Na 3 weken beginnen de kuikens zelf met voedsel zoeken. Bij voldoende voedsel en veiligheid blijven ze vlakbij de nestlocatie. Het beste voor scholeksterkuikens zijn kruidenrijke graslanden: (half) lang gras met een open structuur. Het structuurrijke gras geeft veel dekking aan de kuikens. Ze foerageren zowel op kruidenrijk grasland als op percelen met een korte vegetatie. Aankomstperiode Vertrekperiode Vogeltrek Scholeksters overwinteren in het Wadden- en Deltagebied, of trekken weg naar Zuidwest-Europa (jonge vogels). Scandinavische vogels nog verder, naar Afrika. Onder de overwinteraars in Nederland vallen veel slachtoffers bij lang aanhoudende strenge vorst.
Van tuinvogels, bosvogels, weidevogels en watervogels tot vogels van het waddengebied. Met handige tips, filmpjes en ezelsbruggetjes om vogels te leren kijken en vooral van vogels te genieten. Veel plezier! Camilla Dreef & Nico de Haan Schrijf u in Leefwijze Broeden Territoriaal. Opvallende baltsvlucht met langzame vleugelslagen. Nest is niet meer dan een kuiltje in de grond, spaarzaam bekleed met wat schelpjes, steentjes of stro. Broedt ook op grinddaken en op paaltjes. Broedt van half april tot eind juni. Eén broedsel per jaar, 3-4 eieren. Broedduur 24-27 dagen, jongen zijn nestvlieders, vliegvlug na 32-35 dagen. Jongen worden lang gevoerd door ouders. Leefgebied Natuurgebieden, boerenland en bebouwing; ontbreekt alleen in bosrijke streken en kleinschalig cultuurlandschap. De verreweg hoogste dichtheden huizen in het westen en noorden van het land, vooral op kwelders maar meer regionaal ook in open polders met een afwisseling van gras- en bouwland. In het binnenland broedende scholeksters zijn doorgaans afwezig in het winterhalfjaar.
Aangenomen werd dat beide strategieën gedurende een scholeksterleven evenveel jongen zouden opleveren: een keuze tussen vroeg beginnen en jaarlijks weinig jongen grootbrengen of later beginnen, maar dan wel een hoog jaarlijks broedsucces hebben. Deze veronderstelling bleek onjuist: een hokkerterritorium bleek gemiddeld 0, 65 jongen per jaar op te leveren en een wipperterritorium 0, 2 jongen per jaar, terwijl de hokkers niet later in hun leven met broeden bleken te beginnen. Omdat zij veel meer moeite moeten doen om het voedsel voor de jongen bij hun ongunstig gelegen nestplaats te krijgen, brengen de wippers in hun leven minder jongen groot. Ook bleek dat jonge scholeksters de sociale status van hun ouders meekrijgen. Jongen die door hokkers worden grootgebracht veroveren vaak ook weer een hokkerterritorium, terwijl door wippers grootgebrachte jongen daar zelden in slagen. Bij het veroveren van een hokkerterritorium bleek de mate waarin de veroveraar bekend was met de omgeving van belang.
Bescherming: De nesten van scholeksters zijn op bouwland makkelijk te verleggen, mits de afstand niet te groot is, (2 à 3 meter). Zowel op bouwland als op grasland worden de nesten gemarkeerd met behulp van bamboestokken. In weilanden biedt de bekende nestbeschermer uitkomst. Op bouwland, bij verschillende werkzaamheden door de boeren, kan men de nesten in hiervoor speciale mandjes leggen. Dit vergemakkelijkt het verplaatsen. Let bij het maaien vooral op dat het maaisel van het nest gehaald wordt. Dit om te verkomen dat de scholekster zijn nest verlaat. Bij aanwezigheid van scholeksterkuikens in grasland kan men voordat de boer gaat maaien, 24 uur vooraf lange stokken met plasticzakken in het grasland plaatsen. Dit schrikt de scholeksters af waardoor ze naar een naast gelegen perceel verhuizen. In weilanden biedt de bekende nestbeschermer uitkomst.
Het meerjarige onderzoek is een initiatief van de nieuw opgerichte Stichting Onderzoek Scholekster, en wordt mede gesteund door Sovon Vogelonderzoek Nederland, NIOO-KNAW en Vogelbescherming Nederland. Met de gegevens die burgers invoeren over het nest op hun dak kunnen we deze prachtige vogels helpen overleven in ons land. En met zijn vrolijke 'te piet'-gekwetter wordt het nog levendiger in onze steden! Tekst: Rafael Martig, Stichting Onderzoek Scholekster en Magali Frauendorf, NIOO-KNAW Foto's: Mark Zekhuis, Saxifraga (leadfoto: scholekster); Geert de Vries; Rinus Dillerop
Eurasian Oystercatcher, Haematopus ostralegus - Scholeksters (Haematopodidae) Scholeksters zijn stevig gebouwde, zwart-witte steltlopers die vaak aan de kust, maar ook algemeen in het binnenland worden aangetroffen. De snavel van de scholekster slijt hard maar groeit ook hard. Hij kan veranderen van vorm door het voedsel. Zo wordt de snavel puntiger als een scholekster in de zomer naar emelten en wormen prikt. Op het wad is zo'n snavel ook handig als je naar wormen prikt, maar in de winter eten veel scholeksters schelpdieren als kokkels. En dan wordt de snavel stomper, omdat ze hem gebruiken als beitel. Herkenning Onmiskenbaar. Zwart-witte stevige steltloper met lange oranjerode snavel en roze poten. In vlucht met opvallende witte vleugelstrepen en zwart-witte staart. Luidruchtig, roept schel " (te-)piet! ". Geluid Schel, hoog en vérdragend. Luidruchtig, roept schel " (te-)piet! ". Groep Vluchtroep Balts 39-44 cm, spanwijdte 72-83 cm Deze soort lijkt op: Cursus Vogels in Nederland In deze gratis online vogelcursus voor beginners leert u in tien vogellessen veel vogels en hun geluiden herkennen.
Scholekster IUCN - status: Gevoelig [1] (2015) Taxonomische indeling Rijk: Animalia (Dieren) Stam: Chordata (Chordadieren) Klasse: Aves (Vogels) Orde: Charadriiformes (Steltloperachtigen) Familie: Haematopodidae (Scholeksters) Geslacht: Haematopus Soort Haematopus ostralegus ( Linnaeus, 1758) Afbeeldingen op Wikimedia Commons Scholekster op Wikispecies Portaal Biologie Vogels Video van een groep scholeksters op het ijs op het wad Video van de broedcyclus van de scholekster. Van eieren tot jongen. De scholekster ( Haematopus ostralegus) is een zwart-witte steltloper uit de familie der scholeksters (Haematopodidae). Onder vogelaars heet de vogel ook wel bonte piet. Kenmerken [ bewerken | brontekst bewerken] Deze vogel heeft een zwart-wit verenkleed, een oranje snavel en oranje poten. Rondom de ogen heeft hij een oranje ring. Het verenkleed is bij beide geslachten gelijk. De lichaamslengte bedraagt 40 tot 45 cm [2] en het gewicht 400 tot 800 gram. Het is een trekvogel. Voedsel [ bewerken | brontekst bewerken] Het voedsel van de scholekster bestaat uit schelpdieren, wormen en krabben.
Meer informatie BirdLife International Bescherming Sinds ongeveer 1985 nemen de aantallen scholeksters sterk af. De oorzaken daarvoor liggen zowel in de broedtijd als winter. Broedvogels brengen vooral in het intensief gebruikte boerenland te weinig jongen groot, terwijl overwinteraars kampen met voedselgebrek door overbevissing van mosselbanken (Waddengebied) en het verdwijnen of ongeschikt worden van droogvallende platen (Deltagebied). Wat wij doen Vogelbescherming voert campagne voor 200. 000 hectare kruidenrijk grasland. Dat biedt genoeg ruimte voor de weidevogels om te overleven. Dat gebeurt voor de schermen met ' Red de Boerenlandvogels ' en achter de schermen via lobby en samenwerkingsverbanden. Daarnaast draagt Vogelbescherming bij aan onderzoek naar wat de beste maatregelen zijn om de grutto te laten overleven en internationale bescherming, zowel langs de trekweg als in de overwinteringsgebieden. Verder werkt Vogelbescherming samen met een netwerk van zo'n 80 boerenlandvogelboeren.